Onderzoek naar eerste boeren van Oosterwold

Afgelopen januari 2020 is door RAAP een klein booronderzoek uitgevoerd in het monument op veld I. Hier ligt een omvangrijke archeologische vindplaats met overblijfselen van de Swifterbantcultuur (5.000-3.400 v.Chr.). Deze cultuur is genoemd naar het dorpje Swifterbant waar tussen 1950 en 1970 vondsten zijn gedaan van een tot dan toe onbekende prehistorische cultuur.

   

Doel van het onderzoek is om aanvullende informatie te verzamelen over het belang van dit terrein. Uit de eerste resultaten van het onderzoek blijkt dat op verschillende plekken concentraties van kwarts- en plantaardig gemagerd aardewerk zijn aangetroffen. De scherven dateren uit 4.400 tot 3.900 v.Chr. Deze periode valt samen met de vroegste introductie van landbouw in deze regio. Ook zijn opvallend grote stukken bewerkt vuursteen aangetroffen. De vondsten liggen voor Oosterwoldse begrippen tamelijk ondiep in de grond, vanaf 1 tot 1,5 meter onder het bestaande maaiveld. Deze vondsten, in combinatie met eerder uitgevoerde onderzoeken, duiden op een omvangrijke Swifterbant nederzetting langs de oevers van de prehistorische Eem.

Periode van Swifterbantcultuur is archeologisch gezien zeer interessant
De Swifterbantmens leefde in een heel bijzondere periode van onze geschiedenis: de overgang van jager-verzamelaar naar landbouw. Ze waren afstammelingen van de oorspronkelijke jagers en verzamelaars die sinds het einde van de laatste ijstijd in Noordwest Europa leefden. Vanaf 4.800 tot 4.500 v.Chr. deden ze voor het eerst aan veeteelt, en vanaf 4.300 v.Chr. begonnen ze met het verbouwen van gewassen. Uit DNA onderzoek blijkt dat ze een donkere huid, donkere haren en blauwe ogen hadden. De Swifterbantcultuur wordt over het algemeen beschouwd als de voorganger van de Trechterbekercultuur, een gemeenschap die we ook wel kennen als de bouwers van de hunebedden.

De uitwerking van het booronderzoek is op dit moment in volle gang. Afhankelijk van de analyses wordt bepaald waar vervolgonderzoek wordt uitgevoerd. Dit zal gebeuren in de vorm van een kleine opgraving. De opgraving vindt naar verwachting plaats in de zomermaanden met betere weersomstandigheden. Het vervolgonderzoek heeft geen consequenties voor de begrenzing van het terrein.